Er ligt enorm veel zwaan op het wegdek. Een pakket van veren, poten met formidabele, zwarte zwemvliezen, gespreide vleugels en een geknakte hals, als de stengel van een plant. Auto’s minderen vaart. Meestal gaat het goed, met de overstekende ganzen en zwanen. Complete families groeien hier op, elk voorjaar. Je ziet ze eten, dobberen, slapen, groeien, met waakzame ouders die voortdurend om zich heen loeren. Deze ken ik ook. Een paar dagen geleden liep hij vlak voor mijn fiets. Afgelopen zomer bivakkeerde hij in een nest, met z’n ouders, langs het trottoir. Alleen de vleugels van de ouders waren al angstaanjagend groot, machtige wieken die zich als engelen verhieven wanneer je te dichtbij kwam. De jonge zwaan slenterde sinds oktober onwennig langs de dijk. Waar was de familie? Misschien was het gewoon tijd om uit te vliegen. Maar het leek me veel te vroeg. Zijn verenkleed verschoot van grijs naar grauw met wit. Nog lang niet in orde, niet volgroeid. Een paar dagen geleden dus, toen hij langs mijn wiel liep, dacht ik: da’s vreemd, zo helemaal alleen hier, vlak voor het begin van de winter. Hij leek ontredderd, vol onwetendheid hoe hij de kwestie ‘leven’ moest aanpakken. Goed, ik hoef een dier niet op te zadelen met vals sentiment, maar zo is het wel; in de lente was deze zwanenfamilie gelukkig en vredig. En nu, vanmorgen deze ravage. Een fatale botsing met een automobilist. Overal bloed en veren. En die enorm lange hals, met die knoop erin, dat vraagteken omtrent zijn bestaan. Later rolde er nog een kleine, rode bal van vlees over de weg, vermoedelijk het kopje, dat eraf was gescheurd. Mijn maag keerde zich om, de dood maakt van iedereen maar een bouwpakket, met zoveel losse onderdelen. Toen ik thuiskwam, heb ik meteen een tarte tatin gebakken.

zwanenzang

Berichtnavigatie


Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *