Het is juli, herfst dus, en het regent. Altijd regen, altijd wind. Altijd een verzopen park. Mijn hond rolt door de ganzenpoep en is gelukkig. Ik loop een blauwtje tegen het lijf. Het vlindertje fladdert voor mijn voeten als een ontkurkte korenbloem. Ik vertrap het per ongeluk; er zit gruisblauwe oogschaduw aan mijn schoen. Een vrouw met een buggy en een hazewindhond passeert. Ze groet met holle ogen. Het kind in de buggy dreint.
Zomerherfst