Vaak word ik ’s nachts wakker, en ik luister naar de geluidloosheid. Alles is stil. Dat is een gigantisch geluk in een appartementencomplex waar ik tot op het uur weet wat mijn buren doen. Alle jaren dat ik hier woon, probeer ik er al mee te leven. Zoals je met de eigenaardigheden van een partner leert leven. Zoals je leert omgaan met je handicaps. Met je gemis en je ongeziene wens, en met het zwart en het rood.
Als ik dan zo lig te luisteren naar de stilte, met een heel blij hart, dan verzin ik: dat ik wolkjes van papier ophang in de hal van dit gebouw. Overal, door het portiek, in het trappenhuis, langs de balkonnetjes… Wolkjes met woorden erin, gevangen. Woorden die nergens meer naartoe kunnen. Woorden die eindelijk hun kop houden. Hun lading kwijt zijn. Woorden die niets meer betekenen. Zwevend in papier. En ook wolkjes met geluiden erin: klossende schoenen, dreunende deuren, gierend roepen, drammen, vloeken, tieren, tandenknarsen, klapperende ramen, schuivende stoelen, klingelende riemen. Het wordt een wolkbreuk in mijn trappenhuis!
Maar ik vermoed dat mijn buren de hint niet opvangen. Beter raak ik gewend, helemaal gewend, of… zoek ik een huis, een ander huis; waar ik kan luisteren naar de ongehoorde taal en het ongeziene hart. Ik zoek de held op sokken, sprakeloze schoonheid, en alles wat voorafgaat aan de storm.
Laat de voeten gaan als hazenpootjes door het veld. Laat de monden zwijgen als een poort, en de handen even ijl zijn als een droom. De wind suist. De mist druipt. De takken dorren. De egel rent onder het raam, en bouwt een vesting voor het winterslapen. Met de wind mee.
Marinet Haitsma
taaldier, juf, macrobio-kok
Ik zeg: Doen!