Terwijl de politie het terrein onderzocht, de bloedsporen, fietste ik weg, weg van de benzinepomp. Ik wilde zwemmen, nu. Ik wilde wegzwemmen van de chaos, van de wanorde, van de beelden in mijn hoofd. Ik zou de woorden moeten zoeken bij deze gebeurtenis, in mijn woordenboek, de woorden om te begrijpen. Ik zou misschien de vakjes moeten herschikken. De vakjes vol woorden met: soms. Nooit. Geluk. Kalm. Stil. Nachtvrees. Kassaliefde. Familiepijn. Winterzwart. Hartslag. Koraalrood. Heimwee. Vanaf het dijkje sloeg ik af, achter de kinderboerderij langs, het bruggetje over, naar het steigertje. Verderop stond een groepje huizen, badend in het ochtendlicht. De vissers verscholen zich onder hun groene tentjes, muggenwolken zwermden boven de Zwarte Plas. Zwemmen moest ik. Nu. Ingewikkeld worden, door de vele golfjes water, als een mummie.
Marinet Haitsma
taaldier, juf, macrobio-kok