Als je thuiskomt, is het verleidelijk om de verschillen op te sommen tussen het vakantieland. En Nederland. De reusachtige mensen hier. De hoge levensstandaard: welvaart alom. De verveelde blikken van jonge mensen. De perfecte infrasctructuur: wirwar van borden, lijnen op het wegdek, aanwijzingen, pijlen en stoplichten. Het overvolle straatbeeld: uitpuilende tassen, etalages, bakken met koopjes, kledingzaken, boekenwinkels. Wat een overdaad.
Misschien is Kreta een land van armoede en crisis. Ik hoorde dat een gemiddeld salaris 450 euro bedraagt, waarvan bijna de helft al naar ziektekostenpremie gaat, en dan moet je nog zien dat de werkgever uitbetaalt; bij sommigen duurt dat maandenlang. Wat zouden wij doen? Staken? De bank bestormen?
Het lijkt of men het gelaten ondergaat. De zon schijnt, de wind loeit. Zwerfhonden zoeken eten, en worden doodgereden waar je bij staat; niemand kijkt ervan op. Meurende vuilcontainers naast half afgebouwde huizen. Misschien zijn de mensen socialer en gelukkiger dan wij? Ik denk het eigenlijk niet. Nederlanders en IJslanders behoren tot de blijste mensen ter wereld. De meeste mensen genieten van welvaart en luxe. Of een opleiding volgen. Of zich spiritueel ontwikkelen.
Ik schaamde me bijna, met mijn inkomen boven bijstandsniveau – ook nu in de WSNP. Hoe durf ik me arm te noemen, zolang ik kan kiezen tussen auto of tram? Hoe durf ik te piekeren over de rekeningen, zolang ik mijn abonnement op de Flow behoud? Hoe flik ik het om een HBO-opleiding te volgen, terwijl dat niet eens mag tijdens de Schuldsanering? En toch heb ik alles met de bewindvoerder geregeld, bepleit, bevochten – elke millimeter bewegingsvrijheid. Ik overleef in mijn mini-economie, met opmerkzame vrienden rond me, die te hulp schieten zodra we dreigen te verzuipen.
En ja, we zijn arm, we doen regelmatig een beroep op liefdadigheid, en er zijn weken dat we pindakaas smeren. Maar ik geef toe: alles is ontzettend betrekkelijk.
Op Kreta was de teneur kaal en stoffig en droog, het leven gesmoord in zonneschijn. Magere bergschapen. Maanlandschappen met spookdorpjes: leegstaande huisjes, gevluchte jeugd, enkele bejaarden zijn gebleven en runnen een koffiehuis met verrukkelijke mezedes. Vroeger noemde ik zulke tafereeltjes ‘pittoresk’. Nu voelde ik hoe de hitte verlamt, er zit niets anders op dan gelaten wachten… tot de avond invalt.
Marinet Haitsma
taaldier, juf, macrobio-kok
Dat is duidelijk: geen van beide werelden is slecht, of goed, het is maar hoe je er naar kijkt, hoe je ermee om gaat…
prachtige blogje!!