‘Natuurlijk houdt hij niet van je,’ zei de Schaduw. ‘Anders liet hij je toch niet gaan?! Onthou: mannen willen maar 1 ding.’
Ik slikte. De schaduw zei het ronduit; koel, maar duidelijk. Ze heette natuurlijk anders. Ik noemde haar de Schaduw, want ze was altijd bij me. Ik had haar ook Cheffin kunnen noemen. Of Moeder. Maar het begrip ‘moeder’ impliceerde liefde. En ik vroeg me af of het liefde was dat ze de jonge katjes levend begroef. Dat ze mijn hond bij het grofvuil zette. Was dat liefde. De liefde, daar had zij het druk mee. Ik hoorde haar kreunen door het plafond, de muren, de planken en de kieren. Telkens. Mijn Schaduw.
Telkens