Vanachter het pc-scherm kijk ik de tuin in, die zich opent als een junibloem, zonnig en vol. De helgroene varens met hun bladeren als een uitgerolde kameleonnetong. Zoetgeurende kamperfoelie slingert over de pergola. De klimhortensia tegen de muur reikt met witte schermbloemen naar het licht. Zodra de zon over de flat heen de tuin inschijnt, komen de vogeltjes. Een merel-man baddert minutenlang in het vijvertje terwijl een pimpelmees vanaf de stenen rand op zijn beurt wacht. Twee koolmeesjes buitelen door de bladeren van de witte regen. Ook de specht vliegt luidruchtig aan en landt eerst in de magnolia, om vandaar eerst de omgeving af te speuren. Hij beweegt koddig naar de voederplek toe, en duikelt door de tralies om bij het lekkers te kunnen. De voederkooi werkt goed; nu zijn we verlost van de eksters en kauwen die de pindasnoeren sloopten en met vetbollen in hun bek wegvlogen. Tja, de grote stad. Toen we als bescherming een vierkante kooi tegen de tuinpoort bevestigden, wurmden de boefjes zich gewoon door de tralies. We moesten de brede vakken verder afdekken met gaas, zodat alleen de zangvogeltjes de kooi in-en-uit kunnen. En spechten. Die hippen met hun slanke postuur zo de kooi in. Dit alles sla ik gade, als een kadootje. Nu het zomers warm wordt, zit ik hier graag, weg van de woonkamer aan de straatzijde. Hier ben ik ongezien, onschuldig, zoals zij.
En dan schrijf ik. Ik ben al een jaar bezig haar uit de as te laten herrijzen. Daar heeft ze niet om gevraagd en het zou makkelijker zijn me te richten op mijn leven hier-en-nu. Maar het is kennelijk mijn lot om te blijven schrijven over mijn geschiedenis. Mijn ouders. Ze trokken door mijn leven als romanpersonages: interessant, boeiend, maar ook eendimensionaal. Ik kon niet in ze knijpen, want ze leken van steen. Mooie steen, puur, maar onaanraakbaar. Het contact was vaak heel aardig, van gezellig kletsend tot meer uitwisselend. Maar ze bleven personages over wie ik me verwonderde, al heel jong. Door het overlijden van mijn moeder kwam er ruimte om de ongeziene verhalen te vertellen. Daarmee zou ik haar recht doen, deze Anna Karenina van de Lage Landen.
Ja, een tragische heldin, met al haar gezichten, Annigje Maria van Blitterswijk, geboren 23 september 1939. De krant die dag noemde het overlijden van Sigmund Freud, een saillant toeval, omdat Annie zich later gretig in de psychologie verdiepte, vooral waar het ánderen betrof, zoals Elvis Presley of Marilyn Monroe. De keren dat zij zelf een psycholoog bezocht waren op een hand te tellen, want na één of twee gesprekken (meldde ze onbewogen) was ze wel klaar met haar jeugd, nee zo’n type kon van alles beweren, maar daar bedankte ze voor, enfin – van steen dus. Zaterdag 23 september 1939 was het lichtbewolkt en de krant opende met de Duitse inval in Polen, ja er was een internationale krijgsraad bijeen in Londen, die de situatie in Europa analyseerde: oorlog! En daar was in Gouderak aan de IJssel die wolk van een baby, een meisje met sproetjes en rode haartjes, en zij kreeg de naam Annigje Maria.

romanpersonages in de tuin

Berichtnavigatie


2 gedachten over “romanpersonages in de tuin

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *