Op een ochtend trof ik een jonge vrouw bij het water, bij de plek waar we meestal zwommen.
Ik stond te rommelen met emmers vol wasgoed, toen ze op me afstapte om uit te leggen hoe ik de kleding het beste kon drogen. Efuru, een indrukwekkende gestalte met heldere stem, gebaarde druk naar de lijnen bij de oever, en deed voor hoe ze het wasgoed eerst langs het wasrek haalde en vervolgens droog sloeg op de stenen. Ik bedankte haar, greep mijn zeep uit de emmer – en daar schoot mijn handdoek los, zodat ik in mijn blootje stond. Schaterend tilde ze haar rok op en riep, in eigenaardig tokkel-Engels: “No problem, wij allemaal hetzelfde!”
Nou, ik voelde me helemaal niet hetzelfde, met mijn uitgezakte witte kont en knokige voeten. Bovendien kriebelde in het water van alles tussen mijn tenen, zodat ik onhandig begon te springen. Efuru lachte harder en harder. Ik verwachtte elk moment gebeten te worden door een insect of andere indringer. Mijn benen zaten onder de muggenbulten en mijn schouders waren verbrand van slechts luttele minuten zon.
Naast mij was Efuru rank en gespierd als een panter. Ze bewoog zich waardig als een prinses. Om haar hals droeg ze tientallen kettingen, een leeuwenkraag – veel later zou ze me toevertrouwen dat elke ketting een levensjaar symboliseerde, met mijlpalen en rituelen. De zwartwitte kettingen weerspiegelden haar huwelijken: drie in totaal, één ketting voor elke liefde. Toen ze mijn verbaasde blik zag, schoot ze in de lach. “Yes, yes, één man voor dagelijks leven, één voor de nacht, en één als liefde van mijn ziel.” Ze besloot zacht: “He is the best.”
Ik dacht aan mijn soulmate. Heimwee krampte door mijn buik, maar ik zou nog weken onderweg zijn voordat we een woord of gedachte konden wisselen.
Marinet Haitsma
taaldier, juf, macrobio-kok
ooooh my god, zooooo mooi!!!
:-))