Wie kent ons werkelijk. Ik had een smaakvol etentje met collega’s van een leslocatie die inmiddels is opgeheven; wij teamleden waaierden uit over andere plekken van het roc. Ik vertelde waarmee ik bezig was, nu, een jaar later. Misschien is het louter mijn gedachte, maar ik meende verbazing te zien: Goh, wat fijn, ja, je straalt aan alle kanten, nu, nu wel. Ach ja. Wat herinneren zij zich: ik zat in de stress over mijn contract, zorgen over mijn aanstelling, en dus over mijn toekomst, mijn plek hier, daar, overal, ik twijfelde dus ook aan het werk, de inhoud, etc – en alles leek onoplosbaar.
Maar dat was slechts een glimp. Want in diezelfde maanden werkte ik met Astrid van Rijn in stilte aan de vormgeving van het boek Memo’s aan een niet-bestaand lief, een opwindend, vreugdevol project, waar niemand vanaf wist – behalve wij. En tevens spendeerde ik vele zaterdagen in het zwembad, om mijn jongste zoon te helpen met overwinnen van zijn watervrees; elke week zat ik bij hem, terwijl hij eindelijk leerde drijven zonder kurkjes, eindelijk leerde springen, duiken zelfs; en we lachten door onze tranen, hij en ik, en ons beider vertrouwen groeide: het komt goed (wat niemand tegen mij zei… toen ik zelf zwemles had). Nou. In diezelfde donkere dagen was dat. En zo speelden nog vele zaken, die niemand zag of hoorde.
Dus wie kent ons werkelijk. Of mij. Wat ik deel in deze blogs is een splinter van mijn leven. Wat ik meedeel op mijn werk is een fractie van mijn bestaan. Wat ik toon aan vrienden is een moment in ons geheel. Wat ik vertel in een verhaal is grotendeels verbeelding. En de verbeelding is… een deel van mij.
Wie mij kent… misschien mijn hond, die al bijna negen jaar zwijgend op me wacht, tot ik thuiskom, en hem meeneem, naar de wandelwereld… Misschien. Maar mijn hond heeft niet de mentale en emotionele vermogens om gebeurtenissen rondom mij te bevatten en te begrijpen. Wel zat hij zwijgend aan mijn voeten in tijden van donkere huilbuien. Of flonkerende lachsalvo’s. Altijd zat hij in de buurt, en aanschouwde. En ik… Kende ik bijvoorbeeld mijn partner, ooit, toen we hetzelfde huis deelden? Misschien wel, te oordelen naar het unheimische gevoel in me; en later kwam alles uit, alles waar ik voor had gevreesd. Of was dat een self fulfilling prophecy? En wie mijn boek(en) leest… en me aankijkt met een blik: eh… tja… Marinet… eh… best heftig… goh… nou… tja… Kent die mij? Ach welnee. Mensen vullen zoveel in. Soms heb ik hier moeite mee, dit gegeven; hoeveel men beslist en concludeert, over mij, altijd maar weer, als een eindoordeel. Ik wil ervan weg, opstijgen in een ballon, ergens heel hoog in de bergen pas neerdalen, en als een lampionnetje landen aan de takken van een boom, om te wiegen als een zorgeloze vlieg in een web. Zo zou ik bungelen aan het loofhout – zonder dat één splinter mij lek prikte en naar beneden haalde.

onzichtbare splinters

Berichtnavigatie


2 gedachten over “onzichtbare splinters

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *