In de vroege ochtend komt ze naast me zitten. Ik tuur nog slaperig uit het raam. Zij neemt direct haar handtas op schoot en opent deze. Mijn ogen glijden omlaag; loom kijk ik mee in haar privéleven. Ze schikt haar spulletjes. Agenda, make-up, zakdoek, losse blaadjes, een afsprakenkaart bij… de logopedist. Stottert ze? Een spraakprobleem? Is ze geopereerd aan een hazenlip? Herstellende van een hersenbloeding en dus onderweg naar de logopedist voor spraakondersteuning? Vanonder mijn wimpers maak ik een inschatting. Ze heeft geen vermoeden dat ik mee kijk – of misschien juist wel, en wil ze het. Misschien wil ze dat iemand dit weet, dat iemand haar schamele leventje waarneemt, en er getuige van is. In wezen zoeken wij allemaal getuigen, de hele dag, iemand die ons ziet, en ons weet, of in ieder geval snakken we naar het gevoel dat iemand van ons bestaan op de hoogte was, zodat we niet volkomen afgedankt sterven. Welaan, op dit schemerende uur, om tien voor acht ’s morgens, ben ik de getuige. En zij moet naar de logopedist. Vrijdag. Dan opent ze ook nog haar agenda. Ik zie de naam Janneke: dinsdagmorgen. Wekelijks? Maandelijks? Haar therapeute? Haar voetzonereflexmasseur, of gewoon de schoonmaakster? Kan zij zich die veroorloven? Uit de agenda tovert ze een papier met veel getallen tevoorschijn. Nog steeds kijk ik ongezien mee, langs haar korte grijze kapsel, het sjaaltje, vlekkeloos om de schouders gestreken, een parelmoeren armband die ritselt langs het tasje, de schots-rode rok van vilt of pilt. Het papier met getallen komt dichterbij. VERLOFKAART. Uren + / – van de KREDIETBANK. Mijn adem stokt. Straks zal ze dus al uitstappen: bij de Schiekade, want daar zit de Kredietbank, boven de Doe Zelf-school: voor knutselfreaks. Nu zit daar het moderne arbeidsbureau, alsook een afdeling van de sociale dienst, plus de gemeentelijke kredietbank voor schuldhulpverlening; waar wij onze studenten soms naar verwijzen. Ik slik, en wrijf met mijn hand over het beslagen raampje. Vliegensvlug gluurt mijn oog dan weer naar de verlofkaart. AFDELING G4C. Ze werkt op afdeling G4C. Ken ik die? Ze heeft uren in de + van juni en juli. Aandachtig bestudeert ze haar tegoeden en tekorten; hier een uur eerder weg, daar een halve dag extra gewerkt. Er staan getallen van 51, 2, 18. Blijkbaar snapt ze er even weinig van als ik, want keer op keer glijden de vingers langs de weken, dagen, uren, langs de procedure voor verlof, de aanvraagroute, de verplichte en vrijgestelde en onbetaalde of doorbetaalde uren… Ze schikt nerveus het grijze haar en stopt de VERLOFKAART terug in de agenda, vlak naast Janneke. De rest van de week is akelig leeg, behalve op woensdagavond: Johan en Mariska eten. Dat zal haar zoon zijn, met zijn verloofde. Of haar dochter plus vriend. Nee. Je kind noteer je eerst, daarna pas de aangetrouwde kant. De agenda gaat nu dicht, de tas in, en ze frommelt nog wat tussen de spulletjes. Hoe zal haar dag verlopen, vraag ik me af, terwijl mijn blik zich weer naar het verkeer, buiten, richt. Doet ze intakes of vervolgprocedures? Werkt ze op de administratie of voert ze ook moeilijke gesprekken? Zou ik haar herkennen, wanneer ik door de gangen van dat immense gebouw dwaalde? Haar gezicht is zo kleurloos als de agenda in het duister van die tas. En wat is in godsnaam afdeling G4C, en hoe leg je uit wat voor werk je daar verricht? Ik weet niet of ik haar ooit nog tref, in onze ochtendtram, de tram die onze levens enkele minuten verbond, op weg naar werk en wensen. Ze is een van de vele ambtenaren die het economisch rad van de tegoeden en tekorten draaiend houdt. Ik ben getuige geweest van een agenda, zonder spoor van lust of liefde; een volledig lege, dodelijk saaie, ongeleefde agenda. Was dit wat ik wilde zien, stiekem, op de vroege ochtend? Geen spoor van een waanzinnige verliefdheid, van een minnaar, noch minnares, geen bezoek aan een ranzige paren-avond, zelfs geen scrub-afspraakje in de sauna. Niks! Alleen een indrukwekkende verlofkaart, en een etentje met Johan en Mariska.
Marinet Haitsma
taaldier, juf, macrobio-kok