Waarom zeggen mensen dingen tegen elkaar. In de meeste gevallen om te imponeren, dus: te overleven. Zelf kan ik ook het beste mijn kop houden, want het komt er meestal te bot uit. Ik ben een boerendochter, en mis de beschaving om iemand een aangenaam gevoel mee te geven. Zo heb ik onlangs een collega afgekat, die sindsdien geen mogelijkheid onbenut laat om mij mee te delen dat mijn schrijf-fascinaties haar koud laten. “Ga jij nou echt een boek over een benzinepomp…? Dat zou mij dus niks interesseren, hè.” “Een verhaal over een Daihatsu-fan-dag? Ik zou het niet eens willen lezen!” Daarna somde ze zomaar, spontaan, alle kenmerken van een BMW-rijder op: kapsones & zwart geld.
Ik bedoel maar.
Inmiddels begin ik het wel te begrijpen; benzinepompen hebben géén sexappeal (tenzij je de wasstraat als ideale vrijplaats ziet), en ook ganzen, schapen of vogeltellers zijn niet verkoop-sexy. Maar. Ik ambieer ook niets anders dan het ongeziene, het onzichtbare, te benoemen. Om de vervreemding te begrijpen, de absurde werkelijkheid te hanteren: misschien. Ik heb dus niets te zeggen. Voor mij is niets alles. En wie weet… komt er over 1000 jaar opeens een Daihatsu-wereldmacht-revolutie. En denken ze: hela-de-pela! In de vorige eeuw schreef iemand al over ons befaamde merk. Kijk eens aan. Zij zag het. Zij begreep het. Red de wereld. Van de ondergang. Weg met de kapsones-BMW-rijder. Macht aan de Daihatsu!
Marinet Haitsma
taaldier, juf, macrobio-kok