Vanmorgen is het pad naar de dag bezaaid met wormen. Om de paar meter tref ik een dunne rozige sliert aan mijn schoenen. Hoe ze op een wandelpad van asfalt zijn beland is me een raadsel. We lopen door, miezer of geen miezer. Ondertussen lees ik Dibs. Dibs vertelt het verhaal van een zwaar gestoord kind, dat door speltherapie zijn identiteit hervond en uitgroeide tot een fijn mens. Het is een verfomfaaide pocket uit 1964, geschreven door kinderpsychologe Virginia M. Axline. Ik lees het voor mijn studie. Op de cover staat: dit boek zou gelezen moeten worden door alle volwassenen. Ik weet niet of ik het daarmee eens ben. Het is wel een interessant proces. Vooral de rol van Virginia Axline, door Dibs aangeduid als Miss A. Nul keer in het boek geeft ze een waardeoordeel over dit kind en zijn gedrag. Ze benoemt uitsluitend de zaken die Dibs zelf spreekt. Nooit trekt ze een conclusie; nooit. Fascinerend om te lezen hoe Miss A. de pijnpunten en blauwe plekken uit Dibs’ leventje al spelend blootlegt. Uiteindelijk vindt Dibs zijn taal, zijn gereedschap om zich staande te leren houden in de wereld, in zijn gezin, in zijn huis, waar hij vaak voor straf is opgesloten. Dibs verandert van een onberekenbare driftkop in een blij kind dat met een poëtische blik het leven tot zich neemt: “Ik zie een boom. Deze boom heeft een tak die ik kan aanraken. Deze boom is mijn vriend. Bomen zijn goed en mooi. Oh, Dibs is blij, oh, de wereld is blij, oh, lieve wereld, lieve vogels, lieve speelkamer van Miss A. waar ik gelukkig ben, want hier mag ik zijn. Dibs is blij. Goed.” Oh, lief voorjaar, lieve regenwormen op het asfalten pad, lieve hondendrollen in de berm, oh lieve ganzen langs de dijk. Oh! Ik zal 2 maart Partij voor de Dieren stemmen. Voor alle Dibsen overal in de wereld, die nu ook lopen te zingen. Maar niet hardop.
Marinet Haitsma
taaldier, juf, macrobio-kok