Ik liep een rondje rond het vogelhuis. Want Kaj had gezegd: ‘Als ik er niet ben, dan ga je hier naartoe.’ De luiken waren dicht, en de brandnetels begonnen het pad al te naderen. Kaj was op vakantie, naar het land waar hij sliep wanneer ik ontwaakte, waar hij ontbeet zodra ik naar de volle maan keek. ‘Maar ik keer terug,’ had hij gezegd. ‘Geen gekke dingen doen, en niet te dicht bij het water.’ Maar het vogelhuis was zo uitgestorven, dat ik me voor de zoveelste keer afvroeg of Kaj bestond. Want veel van wat we voelen, blijkt achteraf wishful thinking. ‘Lieve schat, we hebben slechts het hier en nu.’ In dat hier en nu had ik alleen het ijsblauwe veertje. En drie kilo heimwee, die ik – ook dat was waar – zelfs meenam achter de kassa van mijn benzinepomp.
Marinet Haitsma
taaldier, juf, macrobio-kok