Ik bezocht de zon op een namiddagbankje, en liet hem flirten met mijn gelaat. Ik sloot mijn ogen. Aan het pad schreeuwde het malse, jonge grasveld me toe. Ik dacht aan de jaren terug, toen mijn oude fox hier op houten poten sjokte, en zich omrolde in de glanzende sprietjes. Voor het eerst sinds maanden miste ik hem zo; we waren altijd onvoorwaardelijk aan elkaar overgeleverd, vanaf dag één had hij besloten de mijne te zijn. De herinnering maakte me sentimenteel; missen, en treuren om verlies, kan zo zoet zijn.
De zon protesteerde niet, integendeel, hij moedigde mijn tranen aan. Ik liet ze op hun beloop. En alle doden kwamen een voor een voorbij.
Mijn vader liep langs, we draaiden elkaar ook nu de rug toe, en het was oké. Mijn oude buurt-oma keek toe vanuit een boom, en glimlachte; zij was er exact 23 jaar geleden ook, toen ik moeder werd. Oh ja, de verre prinses liep met me op, die in december overleed aan longkanker, en ze zei dat we elkaar zullen weerzien (zoals ze altijd geloofde). Een andere vriendin dobberde langs in een bootje – ik herinner me vooral haar stem. Die zei dat de liefde me echt gegund is. En het raakte me weer.
Zo zat ik dus in de zon. Met al die doden om me heen. Een bijzondere lentemiddag, met een fris briesje, drukke vogels, een busje van de Post dat voorbij scheurde. En in mijn hoofd dit lied, dat we dit weekend draaiden bij een familie-opstelling van iemand die een familie vol doden had; we stonden om haar heen met de hele groep, allemaal vrouwen, solidair, een prachtig alternatief voor bitchy spelletjes en rivaliteit.
“… Where in hell can you go… don’t miss this waistland if you leave… Motherland, cradle me, lullaby me, stay beside me, don’t go….”
Liefde van vrouwen naast het donkere, het duistere, het niet-accepterende, het haatdragende, het willen winnen, het willen verslaan, … Communiokracht naast agenskracht … Naast elkaar inplaats van tegenover elkaar. Hoe mooi zou dat zijn. Moederland en vaderland ….