De tramconducteur leest z’n krantje. Daarna staart hij minutenlang uit het raam, wijdbeens. Hij heeft niet in de gaten dat achter hem een reiziger staat die hem kil observeert. Wat een engerd. Misschien beraamt deze man een aanslag, en bedenkt de vluchtroute. De tramconducteur zegt tegen zichzelf: “Het is wat.” En dan: “Ja, ja, ja, ja.”
Ja, het is zeker wat. Vandaag hoorde ik zoveel verhalen dat ik zin kreeg om mijn zegeningen te tellen.
Ik ben gezond. Ook al eet ik drie taarten per week, dan nog ben ik slank; volgens veel vrouwen is dit een benijdenswaardig feit. Ja, ja, ja, ja.
Ik ben alleenstaand. Ook volgens veel vrouwen een benijdenswaardig feit.
Vriendinnen scheiden of beramen een scheiding; net zoiets als een aanslag.
Collega’s worden ernstig ziek. Vorige week lachte zij en gaf les, deze week ligt ze onder de scan vanwege mogelijke tumor.
Andere collega heeft geen contact meer met z’n broer. Hoe kwamen we tijdens de koffiepauze op die broer? We hadden het over de hond uitlaten. Vreemd. Geen contact. Want? Want hij drinkt. Te veel. Alcoholist. Ziekmakend voor de familie. We knikken. En zijn vrouw moest er niks van hebben, want zelf uit een moeilijk gezin.
Ik trof nog een andere oud-collega, alweer in de tram. Die zei, nog voordat de zon helemaal op was: “Weet je nog, ik had twee dochters, maar tegenwoordig heb ik een dochter en een zoon.”
Mijn mond viel open. Dit leek me heftige shit. De collega praatte er luchtig over, want: in de tram. Zo doen we de dingen.
De conducteur tuurt uit het raam.
Shit, wat maken mensen veel shit mee, denk ik. Hoeveel zegeningen heb ik over?
Gezond dus, slank, geen gezeik over de vuilniszakken (ik ben altijd aan de beurt), geen vieze sokken naast het bed, geen gedoe over hoe vaak en hoe, mijn zonen zijn tof en volop in ontwikkeling – eh… nog meer?
Ik schrijf. Ik ben onbekend, heb geen succes als schrijfster, ik verdien er niks mee, ik treed nergens op, ik zie alleen dat mijn blog steeds meer lezers / views trekken. Maar toch. We willen waardering, of niet? Voor wat we doen, wie we zijn, hoe we geworden zijn.
Ik denk aan een liefde van lang geleden. Mijn beter ik. Mijn beter hart. Ik mis hem zo gruwelijk. Hoe zie je iemand. Die je niet meer ziet. Elk boek, en elk volgend boek is voor hem. Ook al blijf ik levenslang onsuccesvol. Ook al blijf ik altijd stom. En het leven debiel.
“Ja, ja, ja, ja,” zegt de conducteur.
Morgen is het Valentijnsdag. Zonder hartjes. En nu, mijn laatste beproeving; de schuldsanering is klote en shit. Maar het is nog geen kanker, geen relatieshit, geen echtscheiding, geen overspel, geen dakloosheid, geen oplichterij, geen moord of een aanslag.
Trouwens. Die man die een aanslag beraamde en daarom de conducteur bespioneerde met zo’n enge, koude blik… die is opeens verdwenen in de mensenwolk.
Marinet Haitsma
taaldier, juf, macrobio-kok