In de VPRO-gids van 20 mei schreef Arnon Grunberg een poëtische ode aan tankstations. Daarbij betrok hij de troosteloosheid van forenzenverkeer, maar ook het genadeloze tl-licht in de tankshop, waarin mensen verschrompelen ’tot gemankeerde dieren’. Tot slot overwoog hij om zijn volgende signeersessie te plannen in een benzinepomp. Het lijkt me heerlijk om hem te vertellen hoe dat in werkelijkheid zit. Want in 2008 werkte ik naast mijn freelance klussen een jaar bij mijn buurtpomp – en schreef er veel over in deze blogs.
Ook voor mij had het pompstation die ranzige romantiek van komen-en-gaan, verliefdheden aan de balie, avontuurtjes in de wasstraat en verholen glimlachjes naar passerende BN’ers; buurtbewoners als Fatima Moreira de Melo en Hugo Borst rekenden wekelijks bij mij af. Ze leken schriel en klein aan de hoge Shell-balie. Alsof die ontworpen was om de klant te kleineren.
In de eerste weken werd ik keihard ingewerkt door Arie, en door Ingrid – God hebbe haar ziel, want ze stierf een paar jaar erna aan kanker. Arie volgens mij ook. Misschien komt het door de giftige dampen waar we in werkten. Hoe dan ook, de bedrijfscultuur van de pompbediende ging er niet in als koek. Ik voerde discussies met Arie over winkeldieven, over loonsverhoging, over koffiemuntjes en late diensten. Arie had een leeuwenhart. Maar ook het taalgebruik van een straatrat. We bleven het vaak oneens. In dat jaar debuteerde ik ook met de roman Vrouwentongen. Voor de receptie zochten we een geschikte plek, en wat zou beter passen dan champagne in de wasstraat van mijn eigen buurtpomp?
Dus beste Arnon, het spijt me, je idee is niet uniek.
Mijn uitgever Henk Muurlink zocht contact met de locatiemanager. Er was telefonisch overleg met diverse Shell-kantoren maar uiteindelijk werd het idee afgeketst. Wij dachten: doordat ik een onbekende naam was, dus niet interessant voor de merchandising. Wie weet zou het een beroemdheid als Grunberg wel lukken.
Misschien kan hij dan eerst een maandje meedraaien bij die lokale pomp. God, wat was het zwaar. De vroege diensten, die me rond half vijf uit bed joegen. Mijn kinderen, toen nog zo klein, moesten zelf opstaan en naar school. Mijn hond lag lange dagen alleen; een dienst begon om zes uur en ik was pas tegen half drie thuis. Tollend van de slaap probeerde ik te aarden in mijn eigen levenssfeer. Want het gespreksniveau bij de pomp ontsteeg de hoeveelheid plastic bekertjes in de slurf vaak niet. Ook waren er dringende vragen: of ik het rode of blauwe schoonmaakdoekje moest gebruiken voor de koffiemachine. Verder hadden wij een methode om te zorgen dat het toilet ongebruikt bleef tijdens onze dienst (scheelde schoonmaakwerk): zodra de rayonmanager weg was, hingen we een papier op met DEFECT. Het ergst vond ik de uren achter de kassa. Het eindeloos aftikken van de benzinebonnen. Keer op keer de vraag herhalen: spaart u Airmiles, wilt u de weekaanbieding? De honderden pakjes Marlboro die over de counter gingen. De vrachtwagenchauffeurs die met barse stem en rotte vis-mondgeur over de kassa leunden om een praatje. Ons kassawerk werd bovendien gefilmd, en de banden werden elke morgen teruggekeken door de chef: zo controleerde hij of jij klantvriendelijk was, en of je hand uit de kas bleef tijdens eenzame uren.
Dus tja, wat is de romantiek van de benzinepomp? Is dat niet vooral de zweem van verlangens die nooit ingewilligd worden… In dit geval het onzichtbaar hunkeren naar een ander leven, een bestaan met iets van voldoening. En waarvan je dus weet: wil ik dat ooit bereiken, dan zéker niet hier, als pompbediende.
Onder de categorie benzinepomp (zie menu rechts) vind je alle blogs over mijn jaar bij Shell.
Kan je de column in de VPRO gids niet overnemen van Grunberg?
Zou hele verrijking zijn.
Marinet, ken je dan ook het schilderij ‘Gas’ van Edward Hopper uit 1940? Hij schilderde de vervreemding en het isolement, op een fantastische manier, jij vooral het verlangen. Naar een ander leven, niet hier. Heel herkenbaar, en mooi gedaan!
Dankzij je tip ken ik nu het schilderij. Ai… de desolaatheid… Mooi!