Het vliegdier in het scharniergat van mijn balkondeur is inderdaad een metselbij. Vanmorgen deed ik de deur open en mevrouw kwam direct ongeduldig zoemend aanvliegen; ze kon verder met haar karwei. Tot lunchtijd was ze bezig het nest af te bouwen. We zagen haar iets geels in het zwarte gat proppen. Daarna hing de bij met kunst- en vliegwerk uit het gat, soms op haar kop, om het dicht te metselen. We lieten haar alleen en bezochten de kermis. Ik heb genoten van de kermisgangers; alles wat we waarnemen, zegt vooral iets over ons gemoed, en is dus uitermate beperkt. Vroeger ergerde ik me soms aan de drukke, kauwgomkauwende mensen, gekleed in minuscule truitjes, ontblote lijven, stilettohakken, gouden slippertjes, valse wimpers en uitpuilende bierbuiken. Niet vandaag. Kermisgangers zijn volgens mij ware levenskunstenaars. Ze slenteren tussen de attracties, rammen met een schele blik tegen een boksbal (en niet zoals ik domweg tegen mijn spiegelbeeld), fotograferen elkaar en famille voor het spookhuis, tillen de dreumes uit de buggy, lachen hun gouden tand bloot, zoenen elkaar met complete desinteresse, eten zwierig een suikerspin, parkeren hun kind op een doorgezakte pony en drentelen loom de rondjes mee, dit alles tussen zes verschillende soorten loeiharde housemuziek. Geweldig. Da’s andere koek dan mijn zoontje en ik, die na één ritje achtbaan witjes en trillend een rustig plekje zochten.
Toen we thuiskwamen, renden we naar het balkonscharniergat. En, en, en? Het gat leek verdwenen; tot het randje toe dichtgemetseld met leem en voeding voor de aankomende larf. Die zal zich eerst met de voorraad nectar voeden, daarna verpoppen en dan… De beschuit met muisjes staan klaar.
Marinet Haitsma
taaldier, juf, macrobio-kok