“… Ach… geluk. Ik voel me in veel opzichten ook zo’n kind: alle lijnen lopen naar jou. Ik wil je zien, voelen, proeven: telkens, soms, altijd, eindeloos, ooit, nooit. Als ik je gesproken heb, krijgt alles reden, nuance, er blijken altijd meer kleuren, ook in mezelf. En op welke wereld leef ik: hoe houden de mensen hier van elkaar?”
Uit: Memo’s aan een niet-bestaand lief, p.133
Nog amper een week tot de boekpresentatie… Zelden had ik zoveel zin in feest. Het fragment hierboven dateert uit het schrijfjaar 2008. Nu is het eind 2011 en de woorden zijn gevangen in een boek, in papier en in stof. Vreemd. Alsof ze niet meer van mij zijn. Mij niet meer toe behoren. Ze zullen vanaf nu vele malen van eigenaar verwisselen.
Heel toevallig lees ik nu een boek met een soortgelijke titel: Hoe heb ik je lief, door auteur Piet Weisfelt. Blijkbaar heb ik het antwoord op de vraag nog niet. Of misschien zou het antwoord de vraag verpesten. Een mooie vraag.