Leven is zoeken is lezen. Maar helaas: zelden boeien romans nog. Kranten belanden ongelezen op een stapel. Wat mankeert me. Onrust. De werkelijkheid is zo overrompelend, zo verpletterend mooi, zo betoverend. De werkelijkheid is al zoveel fictie. Totdat ik op deze titel stuit: Waarom gelukkig zijn als je normaal kunt zijn. Een soort autobio van de Britse auteur Jeanette Winterson. Een thema in haar werk is het verloren leven; ze was een adoptiekind. Een ander thema; de gestoorde relatie met haar geflipte adoptiemoeder, een vrouw die zwaar verknipt in de Pinkstergemeente zat – is er een verband? Een ander thema in haar werk: Winterson houdt van vrouwen. Dit was voor haar adoptiemoeder reden om haar uit huis te gooien.
Na meerdere romans (die ik merendeels niet ken) schrijft ze een ik-boek. Over de zoektocht en de fysieke pijn. Ze duikt in haar babyziel en wordt gek. Ja. Ze gaat bovendien op zoek naar haar echte, biologische ouders. Ik lees dit boek niet, ik verorber het, als een dier dat rood vlees verscheurt. De taal is intens en boordevol poezie, zulke bizarre beelden, vergezichten, nachtmerries, wendingen. Het is zo pijnlijk en gemeen humoristisch geschreven: een snijdende mengeling die ik zeer waardeer. Rouw en rauw… zo noemde ik mijn verhaal, de Memo’s…
Wat ik ook mooi vind, is de fragmentarische manier van beleven en schrijven: hink-stap-sprong door gebeurtenissen, nu eens zijn we hier, dan weer daar, en ik ga moeiteloos mee van het ene naar het andere moment, want zo is de voortvluchtige geest zonder een warm thuis: razendsnel, altijd klaar om weg te rennen.
Een lezer reageerde op mijn boek: “Je zult veel herkennen in Waarom gelukkig zijn… van Winterson.” Dus ik begon te lezen en ja, ik barstte in tranen uit. Hoe kunnen kinderen zóveel doorstaan en overleven. Hoe kunnen volwassenen beweren dat ze een kind willen. Hoe kan een religieuze afsplitsing beweren dat dit liefde is. En hoe briljant is de menselijke geest, dat het intellect uit weerzinwekkende feiten en beschadigingen weer schoonheid creëert; een boek. Winterson zegt inmiddels gezond te zijn, want: “ik weet nu waar de waanzin in mij schuilt”. Ze beseft dat ze de liefde niet doorgrondt, en nooit een gewone geliefde kan zijn. En altijd zal leven met de achterdeur op een kier, zodat ze op het trapje kan zitten; de plek waar ze als kind al uren moest doorbrengen, avond aan avond, op bevel van… de vrouw die ze steevast aanduidt als mevrouw Winterson.
Marinet Haitsma
taaldier, juf, macrobio-kok
Prachtig geschreven Marinet! Ik ga het boek ook lezen.
Je zult er beslist ook van genieten, denk ik.
Schrijven heeft haar gered!