Een paar weken geleden, op zo’n druilerige zaterdag als vandaag, vond ik tijdens mijn dagelijkse hondenloop een iPhone. Links lagen de hockeyvelden, waar op dat moment jongens en meisjes zich warm liepen voor hun wedstrijdje; er klonk vrolijk gejoel tussen de scheidsrechtersfluitjes. Ik dacht wat is dat nou, en boog me op het grindpad, voor een iPhone. Er zat een kleurig antistoothoesje om van rubber, met namaaktoetsen in fluorescerend roze. Het toestel lag met het scherm naar de grond in de regen. Ik raapte het op en dacht: kelere, een iPhone, en ik ben de eerlijke vinder. Het toestel voelde warm in mijn handpalm en ik borg het snel in mijn jaszak. Mijn hondje en ik vervolgden onze tocht, en ik besloot om het toestel pas thuis nader te inspecteren.
Oké, opbiecht 1: in mijn omstandigheden roept het vinden van kostbare voorwerpen een zekere hebberigheid op. Ik vind sieraden, en ik bewaar ze. Ik vind geld, en ik gebruik het. Ik vond een OV-chipkaart met een foto, en die gaf ik aan een buschauffeur, alleen maar omdat ik niet met andermans identiteit kan reizen. Ik vind sjaals, en ik draag ze.
Maar wat te doen met een peperdure iPhone, met een overduidelijke geschiedenis; toen ik de functies bekeek, kon ik naar hartelust lezen in What’sApp gesprekken. Ik zag sms’jes. Al snel was duidelijk dat het toestel aan een meisje toebehoorde. En hoewel ik het met liefde mijn zoon had gegund, hij is immers de enige in de klas zonder telefoon, want… u weet wel… toch werd ik nog blijer van het idee dat ik dit ding ging teruggeven. Dus zocht ik het telefoonnummer van pa of ma, zodat ik die kon bellen. Het abonnement bleek geblokkeerd. Ik nam een ICE-nummer – In Case of Emergency – over en belde vanaf mijn eigen mobiel. Een slaperige stem: Met meneer die-en-die.
Goedemorgen, bent u de vader van een meisje dat haar telefoon kwijt is?
Telefoon, telefoon… eh, ja, dat klopt, hoezo…
Ik heb hem gevonden, dus ze kan hem hier ophalen.
Gevonden… hij stamelde… daarna een korte stilte… het nieuws drong nog niet helemaal door. Vervolgens begon de vader bijna te juichen door de telefoon: mevrouw, is het heus waar? Hebt u hem gevonden? Oh, mevrouw, wat geweldig, hoe is het mogelijk, mevrouw, Sanne… je telefoon is gevonden… (gejuich op de achtergrond) mevrouw u bent een held, een held…
Opbiecht 2: ik telde in stilte hoeveel keer die man mij toesprak met dit woord. Held.
Ik heb namelijk niet erg veel fans, en ik had die week bijvoorbeeld net weer van de belasting te horen gekregen wat een loser ik was. Niet alles ging hier bepaald van rozegeur en maneschijn. En een held, wat is een held…?
Die blije vader moest eens weten: sinds ik over de schuldsanering blog worden mijn sollicitaties standaard afgewezen. Ook manuscripten die ik aan uitgevers stuur krijgen geen antwoord meer – dat was vroeger wel anders. Verlies is noch sexy, noch succesvol.
Maar hoeveel heb ik gewonnen wat ontelbaar is, en wat ik nooit meer kan verliezen. Tja, kom daar maar eens om, bij de afdeling gevonden voorwerpen.
Dus ik proefde het woord nog eens: held.
Die vader van dat meisje heeft me nooit gezien. Zijn dochter kwam ’s middags haar telefoon ophalen, met een vriendinnetje. Ze nam de iPhone in haar handen alsof het een diamant was en vroeg: Doet-ie het nog?
Ik denk het wel, antwoordde ik. Wanneer ben je hem eigenlijk verloren?
Gisteravond, na hockey.
Hij had de hele nacht in de regen gelegen. Je hebt geluk, meid, zei ik.
Ze knikte, en frummelde uit haar rugzak een pakje tevoorschijn: Voor u. Dank u wel, mevrouw.
Ik nam het kadootje aan en zei: Wees maar voorzichtig met je iPhone, voor je het weet, verlies je ‘m.
Ja, mevrouw.
Marinet Haitsma
taaldier, juf, macrobio-kok
[[” ]