De Islamitische school Ibn Ghaldoun is – wederom – in het nieuws. Deze maal vanwege een grootschalige examenfraude. Nou, ik heb u in 2009 hier in dit blog over deze school verteld. Zoals ik al vaker schrijf: de belangen en motieven van mensen zijn minder fraai dan ze doen voorkomen. Macht, status, ijdelheid, angst. En: Ibn Ghaldoun.
In januari 2009 zocht ik werk. Ik werkte lange diensten bij de Shell benzinepomp, in mijn buurtje. En ondertussen schreef ik weblogjes over een vogelteller, over de Bergse Plas, en over de illusies van verliefdheid. Poëtische en soms ietwat duistere verhaaltjes, aangezien ik zelf nogal verliefd was. Op de verkeerde.
Van de ene verkeerde naar de volgende verkeerde is een kleine stap; ik werd bij Ibn Ghaldoun met open armen ontvangen door een magere, homoseksuele interim-manager uit Amsterdam. Hij bestuurde de school, die ook in 2009 al onder verscherpt toezicht van de gemeente stond. Kort gezegd: het was er een puinhoop. Ze waren blij dat ik het vak Nederlands wilde geven. Tijdens mijn eerste dagen nam ik een kijkje in het vaklokaal. Achterin de klas was een berging, met een klein hoog raampje. In het hok lagen stapels oude examens, papieren, nakijkwerk, oefenmateriaal. Maar ook: een gebedskleed, een paar sloffen. Wat keukengerei. En veel Arabische lectuur. Mijn voorganger overnachtte er, bad er, studeerde er. In dat hok…
De school bezorgde me ook op andere punten een cultuurshock. Het gebouw waar ik werkte (er zijn meerdere locaties) leek een verbouwde gevangenis; nergens hingen posters of kunst aan de muren, want dat verbiedt de Koran. Er waren op enkele plekken hurkwc’s. De toiletten bij de leerlingen waren al lange tijd kapot. De ruimtes waren smerig, donker, een wirwar van schemerige gangen, slecht verlicht. Regelmatig waren er vechtpartijtjes, moest een conciërge optreden tussen groepjes jongens. Mijn klassen bestonden uit dertig tot vijfendertig hongerige leerlingen. Bij een groep stak een knul vlak naast mijn oor, in de prullenbak, vuurwerk af. Ik was enkele minuten totaal doof. Er was die dag ook al een ruit bij mijn lokaal ingegaan. Ik legde de les stil. De conciërge werd erbij gehaald. De lieve manager was al enkele dagen onvindbaar. Een totale afwezigheid van een duidelijke gezagsstructuur; de leerlingen roken hun kans, en grepen die. Er ontstond een verhitte discussie; “Mevrouw, U bent nieuw. U bent te modern. U geeft raar les. Wij willen best leren, maar wij zijn onrustig. Wij willen harde leiding.” Uiteindelijk was hun voorstel: “Mevrouw, u moet net als de andere docent Nederlands voordragen, aan het begin van de les.”
“Wat moet ik?” vroeg ik verbijsterd, want het was duidelijk dat ze geen gedichten van Bernlef of Remco Campert bedoelden..
Nee, juf. Reciteren uit de Koran. Verzen.
Mijn keel werd heel droog en branderig. Dit was vast een grapje.
Maar nee, deze schattige Rotterdam-Zuid schoffies betoogden dat zij behoefte hadden aan rust in de les, en die rust zou er pas komen, indien ik de lessen opende met een vers uit hun heilige boek. Waarom was ik anders op een Islamitische school gaan werken? Wilde ik hun geloof eigenlijk wel respecteren? Dit soort argumenten deden mij de das om. Ik liep de klas uit en ging op zoek naar de manager. Nergens te bekennen, die schat. Ook een andere interim-manager, een goedbedoelende dame uit het lokale maatschappelijk werk, was spoorloos.
Die dag ben ik vertrokken, met nasuizende oren. Mijn lesboeken liet ik achter in het lokaal. Ik schreef mijn laatste blogje over de school, inderdaad in heel vage bewoordingen, daarna heb ik die toffe manager gebeld en mijn contract opgezegd. “Wat jammer,” lispelde hij, “want je begon zo goed. En ze hebben het zo nodig. Het Nederlands.” De week erna kreeg ik het moskee-bestuur persoonlijk aan de lijn. Waarom ik zo spoedig weer vertrok? Of het me niet beviel op de school? Of ik dat wilde komen toelichten? Van de man uit Amsterdam heb ik nooit meer iets gehoord. Ik ben benieuwd of hij er nog werkt. En in hoeverre hij inmiddels orde op zaken heeft gesteld.
Marinet Haitsma
taaldier, juf, macrobio-kok