Wát was het een herfstvakantie. En nu is het weer gedaan met het tutten en koffietjes drinken bij het raam. Gedaan met zeilen van kamer naar kamer, uitroepend hoe mooi en gezellig. Gedaan met zoeken naar meer baby-egels of wandelen tussen heksenkringen in de Kaapse Bossen. Weer een excuus vinden om een gebakje te proeven bij een leuk café. Mooie gesprekken waar geen eind aan komt. Boeken lezen die een nieuwe horizon ontvouwen. Van schrijven kwam weinig, maar de dagen vlogen voorbij. We gingen ouderwets uit winkelen, giechelen in pashokjes. Veel te veel uitgeven – maar voldaan naar huis. Dan, altijd op zoek naar nieuwe recepten… deze week probeerde ik het boek Heel veel Veg! uit, van Hugh Fearnley-Whittingstall. We proefden krokant gebakken boerenkool op linzenpuree, en pompoenparten uit de oven met bonen in pittige abrikozensaus. Ik bakte burgers van linzen en kneedde een salade van rode kool-sinaasappel-dadel-rozenwater. En… hoe verrukkelijk allemaal! Mail me gerust voor je kookles, want echt… wat kan groen eten toch fantastisch smaken! Ik rijd graag naar je toe en geef je uitleg over rare kooktechnieken en ingrediënten.
In elk geval heb ik 1 goede daad gedaan, onlangs. Toen ik op een avond met mijn hondje door de wijk slenterde, zag ik een klein egeltje voor ons uit hobbelen. We stonden even stil, en het leek werkelijk of het beestje naar me opkeek, zo van: heb je iets? Ach, wat was hij klein. Zelfs zo klein dat hij vergat zich op te rollen. We liepen door. En een paar meter verderop… nog zo’n hummeltje. Snel verstopte die zich onder een heg.
Eenmaal thuis bleef ik denken aan die twee baby-egels in de nacht. Ze leken me te klein om te kunnen overwinteren. Egels hebben een vetlaag nodig om in winterslaap te gaan. Ook: geen moeder te bekennen. Dat is trouwens normaal; egelmoeders verlaten hun nest na enkele weken, waarna de jongen zichzelf moeten redden. Geen sinecure in dit landschap van beton, tegels, schuttingen, stenen pleinen.
Ik besloot een paar dagen later om nog eens te kijken – zonder de hond – of de stekelbolletjes er nog zaten. Vrijwel meteen beet. De ene vond ik bij dezelfde heg terug, en de ander amper twee meter verderop, snoetje weer naar me opgericht. Ik rolde beide baby’s in een handdoek en nam ze mee in de boodschappentas. Weer thuis zette ik ze in een kartonnen doos, en stopte er verscheurde kranten bij. Op de bodem strooide ik egelvoer dat ik gewoonlijk aan mijn tuinegels geef. Al snel gaven de kleintjes zich gewonnen: ze kropen naar het voer en knabbelden alles in een kwartiertje op. Ik gaf er wat water bij en zette de doos, netjes afgedekt, op het balkon.
Waarom liet ik deze jonkies niet in mijn eigen vogeltuintje vrij, bij de andere egels? Omdat ze verjaagd zouden worden door de vaste bewoner. Of: de grote egels zouden zelf vertrekken en op zoek gaan naar een nieuw territorium (allemaal geleerd van de Egelbescherming en de -opvang). Geen goed plan dus.
De volgende morgen vroeg keek ik in de doos: broer en zus lagen zoet te knorren tussen de kranten, die ze eigenhandig hadden versnipperd en opgebold tot een warm nest. Na overleg nam ik de doos mee naar mijn werk, waar de dierenambulance ze later ophaalde voor de Egelopvang.
Mijn leerlingen namen snel een foto – verrast dat de juf Nederlands ‘iets met dieren’ bleek te hebben – en niet alleen maar een fixatie op zinsdelen, interpunctie of literatuur.