Naast me zit een mevrouw uit Zeeland. Dat vertelt ze zomaar. En nog meer. Mensen vertellen me altijd snel vrij veel. Ik weet ook niet waarom; ik vraag zelden iets, en spreek weinig. Ze reikt me een pepermuntje aan. “Vroeger danste ik ook,” vertrouwt ze me toe, met opgeheven kin. Nu hummelt ze nog slechts, in mijn oor. De zaal loopt vol voor het Scapino ballet. De kille Rotterdamse schouwburg. Overal zie ik mevrouwen die vroeger aan dans deden. Magere wezens, gekweld voortschrijdend langs de stoelen, op zoek naar hun stoel, nee, nog altijd op zoek naar hun wezenlijke plek. Dun als een lat, holle ogen, zwart omrand, hoge jukbeenderen, huilende mondhoeken, een strenge knot, en veelal in maillot. Een enkele dame waagt zich in een bloemenbroek. De mannen vanavond steevast zeer grijsharig, wijs kijkend, mooie brilmonturen, chique colberts, smaakvolle pantalons. Balletpubliek. Vrouwen met een balletdroom. Mannen met een andere droom. Volle zaal vol 60+ dromen. Geen spoor van economische crisis. Op de eerste rij schuift een jongedame aan, weggelopen uit een roman van Couperus. Smal als een lucifer, beeldschoon, kwijnend, een zijden witte doek weloverwogen om de hals gedrapeerd, op paalhoge stilettolaarzen, de ogen zo ellendig. Mijn eerste gedachte: dat gaat niet goed daarbinnen met haar. En hupla, al na vijf minuten verlaat ze de voorstelling. Mensen stoten elkaar aan; wie doet zoiets. Le chat noir, een modern ballet over de rokerige cabaretcafés van Parijs. Het spreekt tot de verbeelding. Tja. Ik ken die rokerige cafés, en de malle pietjes die daar hun illusies najagen, meestal ten koste van hoopvolle meisjes. Ach, hoe leefde ik met een verzopen chat noir. Jarenlang. Dat kost me nu 3 jaar economische ballingschap. Eeuwige publieke vernedering. Dat is nog niets vergeleken bij de onzichtbare schade. Mi-auw.
Marinet Haitsma
taaldier, juf, macrobio-kok