Soms wilde ik onleesbaar blijven. Terug de anonieme mist in, waar ik vandaan kwam, vanuit de boerenvelden. Aangezien dat niet meer lukt, stel ik voor: dat u leest, akkoord, maar we zwijgen erover, waar en wanneer we elkaar ook treffen. We zullen terloops naar elkaar omzien, en vriendelijk of beleefd knikken. De geheimen moeten liever terug naar mij, weg bij u, ik blijf grootaandeelhouder, en de verlangens zouden beter onafgewikkeld blijven, niet uitgerold over de beeldschermen van zoveel pc’s, de gevoelens terug ingepakt, opgeborgen in zomerse weckpotten, als de geest in de fles, flessen van azuurblauw tot appelgroen, oh, zo zou ik het willen. Flessen vol geesten, gerangschikt in de vensterbank, zacht beschenen door middagzon. Maar we zijn dit pad ingeslagen; ik en ik, en alle kleine meisjes die naast me mee huppelen, met onze vader-ogen opgericht, onze moeder-wangen toegekeerd, hongerig naar de liefde die ooit zei: “Je bent een pop, schattig en dom, wat moet ik met je terwijl ik mezelf amper begrijp, donder op, en doe die deur dicht, hondenkop.”
Nou, als dat eens kon; mocht ik zijn aan je zijde, het beest dat op je wacht, pal achter de voordeur, zodat je me deze keer niet over het hoofd ziet, niet wegdoet, en naar me zal zoeken, met vraagtekens bij het eten; ik, misselijk, weggekropen, onder mijn kleuterkussen, bijtend in de lakens, die geuren naar kamille en kamfer, want properheid was alles voor je. Het wasgoed en de spiritus en de emmers vol dampend sop, de boenwas en krakend gezoomde gordijnen: jouw love-toys.
Dus ja, mocht ik alsnog de hond zijn, wat een intimiteit. Want ik dool rond, op zoek naar het asiel dat mij aandurft… Intussen ben ik minder loyaal, je zult me amper herkennen! Ik ben van je zoute wetten weg, de bus uitgestapt, rechtsomkeert, en in de omgang met ‘mensen’ ben ik tegenwoordig jolig, lichtvoetig, want mijn trouw – dat zie ik nu wel in – lag menigeen vroeger zwaar op de maag; alsof ik de rekening telkens aanbood bij het verkeerde adres… ach, hoe kon je ook weten; dat liefde een waaier kan zijn van wuivend riet, en verkwikkend als pepermuntblaadjes langs de oever. Dat zij je vergeven, stammen we niet allen uit dezelfde polder?
* Family Portrait van P!nk hoorde ik via John Sas
Heej Marinet, je gebruikt prachtige taal om de kwetsbaarheid van vaders en moeders en hun kinderen, kindskinderen en generaties te beschrijven. Ik word meer en meer een fan van je. Tsja, opvoeden …. geven we te weinig, dan zijn we dieven. Geven we te veel, dan zijn we moordenaars. De uitdaging en opgave voor ieder individu is dat we allemaal onze plek innemen. Een immense opgave voor kinderen wanneer ze tegen de stroom in moeten. Een grote opgave voor volwassenen die al die blauwe plekken mee dragen. De een, soms schrikbarend, meer dan de ander. De enige oplossing is om alsnog je plek in te nemen. Een plek die van nature in gegeven. Door de schepping bepaald.
En Pink .. Ik houd het niet droog ….