In Trouw stond deze week een reportage, vanuit Grigny, de wijk waar een van de aanslagplegers opgroeide. De sfeer van het artikel: jongeren die zich wijdbeens naar de reporter opstelden, met de nodige achterdocht: wie zegt ons dat die aanslag op Charlie Hebdo niet in scène is gezet? Waarom zie je bij die neergeschoten agent dan geen bloed? Wij geloven niet dat iemand zomaar zijn ID-kaart vergeet in een auto. Het Westen, nee de Verenigde Staten, is nu eenmaal tegen ons. Laat ons de dode cartoonisten maar eens zien dan.
Een kleine rondvraag onder mijn studenten – lieve jongens en meiden in Rotterdam Zuid – leverde hetzelfde beeld op. Voor sfeerreportages over radicaliserende jongeren hoef je niet naar de banlieues van Parijs.
“Oprotten, juf?” citeren ze burgemeester Aboutaleb. “Rot zelf op, met jullie NOS journaal. Wij geloven niks van zulke partijdige berichtgeving.”
Ik heb al eerder gemerkt dat een aantal van mijn leerlingen in een dubbele wereld leeft. Een tijdje terug vertelde een groepje mij dat de onthoofdingen van IS animaties waren van Amerika. Nepfilmpjes, juf, echt! Op school doen ze moderne dansjes met hun telefoons, maar thuis zitten de luiken dicht, en wordt er met vader en moeder naar Arabische zenders gekeken. “En waar staat u, mevrouw?” vroeg een meisje uitdagend.
“Links,” antwoordde ik kort door de bocht.
Haar mond viel open, en ze vroeg aan een buurmeisje: “Wat zegt die vrouw, wat bedoelt ze?”
Gegiechel in de banken, want velen lezen niet meer dan tweeregelige What’sApp-berichten.
Als ik vertel dat ik de vrijheid van meningsuiting hoog in het vaandel heb – ik werkte ooit voor ANP en Rotterdams Dagblad, ach wat is dat nog waard in een digitale wereld – zeggen ze: “Maar u moet respectvol over mijn geloof zijn. Als wij grappen maken over Jezus, zou u ook boos worden.”
Ik vertel dat onze cabaretiers al decennia niet anders doen. Weer vragen ze bij hun vriendinnen na wat ik bedoel. Cabaretiers, wat praat die lerares; uit dit gesmoes blijkt al hoezeer ze mij als een vreemdeling zien: Die vrouw, die lerares, zij daar, bij de printer. De afstand kon niet groter. Meisjes met lipstick en mooie krullen, maar ze hebben geen benul van onze geschiedenis, van de betekenis van vrijheid of democratie.
Het maakt me bang: moet ik straks op mijn woorden letten? Of… doe ik dat eigenlijk niet al heel lang? Misschien sinds 2006, toen ik schoorvoetend de vrije ruimte zocht via deze blogs. Mijn zelfcensuur begon toen ik hier mijn dromen en illusies terug las. Iets of iemand in mij fluisterde: meid, haal dit eraf, wie of wat dien je ermee? Ik werd steeds voorzichtiger, maar waarschijnlijk heeft niemand het gemerkt. Niet voorzichtiger in uitlatingen over het geloof; ik heb daar nooit veel over geschreven, omdat het aanbidden of heiligen van een niet-bestaande figuur té ver van mij af staat. Maar ik heb stukken geschrapt over erotiek, een domein dat voor mij de kern van schoonheid en vrouwelijkheid raakt. Stukken over bloot en naakt. Over seks, list en bedrog (wat onverbiddelijk bij de liefde hoort). Het ging steeds meer tot mijn particuliere domein behoren…. een domein dat ik niet wil delen, vooral niet met leerlingen die via Google hier belanden en me voor gek kunnen verklaren – vanuit een andere werkelijkheid kan dat, blijkbaar, zomaar.
Marinet Haitsma
taaldier, juf, macrobio-kok