Hoe moe kan moe zijn. Heel moe. Beide zonen zijn op vakantie. Sindsdien sluip ik onwennig door het huis, het stille, lege huis. Blijkbaar dicteren mijn kinderen mijn bioritme. Ik ben van slag. Toch gebeurt er veel. Veel leuks. Deze week bracht ik ruwe aantekeningen van mijn manuscript bij Astrid van Rijn. Een Hyves-contact, inderdaad. Zij gaat – als ze de moed na lezing niet opgeeft – illustraties maken bij de tweede roman. Klinkt als een uniek project, hopelijk denken we er aan het eind van de rit ook nog zo over. En later in de week trof ik Spoenk, voor een fotosessie. Wie of wat is Spoenk. Ik noem hem conceptueel kunstenaar. Hij associeert alle kanten op en strooit met ideeën als confetti. Astrid trouwens ook. Telkens als ik haar bezoek in haar atelier, blijk ik bij het weggaan iets te laten liggen. De vergetelheid. Dat moet iets te maken hebben met beeldenrijkdom. Creatievelingen als bovengenoemden hebben plezier in de vrijheid van de menselijke geest, die soms evengoed perversiteit, sadisme of geweld opzoekt. Ik vraag me dan in stilte af: grenst het zwart ook niet altijd aan het licht. Les extrêmes se touchent. Ik dacht dit toen ik tijdens de fotosessie met Spoenk op een grafsteen lag. Het beviel. De wolken drijven boven je hoofd, een graf is koel en sterk, de rust van een kerkhof… of misschien de dood als lusthof? Hugo Claus noemde de dood een bloedmooi meisje om mee te vrijen. Ik denk: we kunnen ten volle leven, als we de dood naast ons, nee: in ons verdragen. Elke dag. En nu, ben ik dus doodmoe. Kunstenaars spreken en ontmoeten is inspirerend. Maar nu terug naar de schrijftafel. De enige plek waar ik misschien ten volle leef.

dood en moe

Berichtnavigatie


Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *