Jonge kraai bij Roofvogelopvang Berkel Rodenrijs.

In de tuin zijn nu twee vogelhuisjes bewoond door een koolmezenkoppel. Bij het ene huisje, aan de muur van de flat, wordt druk heen en weer gevlogen met pluizig materiaal. Ook zag ik hoe het mannetje zich op de tak van de gouden regen presenteerde aan zijn vrouw; alle blauwlila veertjes breed opgedoft, hij draaide rondjes en bewoog zijn kopje druk naar het huisje. Bij het tweede huisje, achter in een hoek van de tuin, was ik voyeur van de housewarming; de koolmeesman bracht eten naar het huisje en gaf dat via het gat aan de vrouw. Telkens verscheen haar kopje schielijk in de opening en verdween weer even snel.
Ook het vijvertje is podium voor geflirt; twee mussen op de rand van het bad. De een begon druk met de achterste te pronken en spreidde de vleugeltjes, als een trillende waaier. Mussen zijn geen showpikkies. Fantastisch dat mijn tuin een pleisterplaats is voor hun balts.
Ook de specht en zijn vrouw komen nog dagelijks eten van de pindakaaspot. De man heeft ene rode vlek op zijn achterhoofd, de vrouw niet. En boven dit groene hofje, temidden van beton en auto’s, posteren de kauwen zich op het dak, in afwachting van nieuwe ontwikkelingen; ze kunnen niet bij het voer. Toch proberen ze met niet aflatende ijver om de kooi open te krijgen of het voer door de tralies te vissen; ze opereren in een groep en er volgt druk overleg.
Dan denk ik terug aan die ene kraai bij een roofvogelworkshop, dik een jaar geleden. Alle roofvogels mochten op onze hand, en sommige mochten een rondje vliegen. Natuurlijk genoten we van de dieren, zo imposant en trots. Maar er kleefde ook iets naars aan. En terwijl we druk waren met de gier en de buizerd, ontwaarde ik in een volière achterin de jonge kraai, die ons aanstaarde met zijn bek door de tralies. In geen enkel opzicht kon hij voldoen aan zijn neiging om gezamenlijk met maten op te trekken, te vliegen tussen de wolken of te landen op een schoorsteen. Hij bleef maar onze kant op staren, en ik had met hem te doen.
Gelukkig zie ik in mijn tuintje elke dag dat vogels nooit somber zijn. Ze gaan door weer en wind, trekken zich niets aan van een hagelbui, springen monter door de dagen en laten zich nooit uit het veld slaan. Het is verslavend om naar te kijken. Misschien wel omdat ik me erin herken. De ene dag een opgepoetste koolmees, de andere dag een kraai, daar ergens achterin.

Die ene vogel achterin

Berichtnavigatie


Een gedachte over “Die ene vogel achterin

  1. We tonen graag onze opgepoetste kant, maar we hebben allemaal die kraai in ons waar we minder blij mee zijn. Wanneer we beide accepteren als kanten van dezelfde munt geven we onszelf een mooi kado ….

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *