Ik keek naar mijn brieven. Voor Kaj. En ik begon te scheuren, snipperen en verfrommelen. Stukje voor stukje scheurde ik de brieven kapot. Mijn vingers knepen en wreven het papier, de woorden die hij niet had gelezen. Wat was hij wreed. Koud. Wat was hij anders dan alle anderen. Ik scheurde en propte verder. Rond mijn hurken verscheen een tapijt van snippers en rafels. De wind kwam onder mijn rok en woei langs de flarden. De wind tilde papiertjes op en nam ze mee. Mijn brieven waaiden omhoog, naar de blaadjes van de populieren. Via het laddertje klom ik op het dak van het vogelhuis. Ik schuurde me aan de boombast, sjorde me omhoog en belandde op de eerste grote zijtak.

de wind

Berichtnavigatie


Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *