Het Marklin-winkeltje puilt uit. We nemen een kijkje, bij toeval. Ik kijk de zaak rond: tot de nok toe gevuld met dozen vol treinstellen. Planken bezwijken onder treintjes, wagonnetjes. Nog nooit zag ik zoveel modelspoortreinen bijeen. En ik zeg dat tegen de man achterin de zaak, die verdiept is in zijn brommende pc. Ik hou van dit soort stofjassenmannen. Hij kijkt op van een bril. En ik zeg: ‘Wat een investering heeft u gedaan. Sterker nog: u kunt slechts succesvol zijn door alles in huis te hebben, dus u heeft duizenden euro’s betaald voor kilo’s voorraad treintjes.’ De man knikt verrast. Ik vervolg: ‘En u overleeft dankzij uw brede en uitgebreide assortiment.’ Terwijl ik de stellages behoedzaam omzeil. De stofjassenman draait zijn stoel naar mij en glimlacht: ‘U heeft commercieel inzicht, mevrouw.’ Hij vertelt trots hoe hij de zaak heeft opgebouwd, de afgelopen zesentwintig jaar. Een overdonderend compleet assortiment… en als unique selling point: de klant kan oude treintjes hier omruilen voor nieuwe. Hij knikt tevreden. ‘Zo is het gekomen dat mensen vanover de hele wereld naar hier komen.’ Die liefhebbers spenderen soms duizenden euro’s per jaar bij hem. Want reken maar dat er ook vandaag flink wat in de kassa zit, zegt hij. Ik begrijp het. En ook dat er achter elk treinstel een gepassioneerde stationschef schuilt. Nou en of, vertelt de eigenaar. Veel van zijn klanten kwamen dan ook nooit aan de vrouw, legt hij uit. Meewarig. ‘Zelf ben ik gewoon getrouwd, hoor,’ zegt hij bijna verontschuldigend. ‘Maar ik heb een klant… die koopt hier wagons… eenmaal thuis schrijft hij het nummer op een kaartje, en dat gaat in zijn archief. En het treintje gaat in een doos. En het komt er nooit meer uit, mevrouw, ik zweer het.’ Goh, vreemd toch. We laten deze feiten op ons inwerken. En dan opeens staat hij op, verlaat het honk van pc, administratie en bestellijsten… en hij neemt me onderzoekend op, van top tot teen. ‘U was zomaar in de buurt?’ Mijn zoon en ik halen onze schouders op. Ja, zomaar. Nou ja. We wonen hier ergens. ‘Maar ik zag u niet eerder,’ mompelt hij. En hij bestudeert mijn puntschoenen, want toevallig had ik vandaag zin in de gangster-look. Hij schuifelt rond de pilaar met denneboompjes en miniatuurtjes: mini reuzenradjes en mensjes. De enscenering, zo noemt hij dat. ‘We waren net bij de Plus,’ zeg ik. ‘En mijn zoon wilde even kijken.’ De man knikt. Zo zo. Zijn argeloosheid is verdwenen. Eerst was hij een spraakzame verteller. En ergens, onderweg, ging hij twijfelen. Aan al mijn vragen. Hij weet niet dat ik mensen graag nutteloos en doelloos aanspreek. En dan ook nog mijn schoenen. Dus hij kreeg spijt van zijn openhartigheid. Hij schrok van zijn goedgelovigheid. Misschien lokte ik hem uit zijn tent. Wat zou er nu volgen… had ik handlangers in mijn binnenzak… stond ik op het punt de zaak te beroven… van zijn hondenkoppen, intercities, hoge snelheidstreinen, alpenexpresses…
Marinet Haitsma
taaldier, juf, macrobio-kok