De auto moet naar de sloop. Ik heb geen geld meer. Om te wennen – want ik moet aan alles ontzettend wennen – om te wennen spring ik al de hele zomer op de fiets. Wat is Rotterdam prachtig – geen andere stad voor mij. Ik vecht me over de Maasbruggen en de stad baadt in zilver zonlicht, meeuwen prikken boven de torens, de Maas als een spiegel onder me en het veilige diesel-gestamp van de binnenvaart.
Fietsend begon ik in deze stad, als studente, in 1987. Fietsend van de Dordtselaan naar de Nutsacademie. Weer of geen weer. Altijd maar wennen. Aan de straten en brede fietsroutes hier, aan de wind altijd, aan het vriendje dat vreemd bleef, wennen aan het huis, aan moeizaam samenwonen, aan de rinkelende trams, de gemeentebibliotheek, god, wat heb ik al vaak moeten wennen. De beste mensen – zo las ik laatst – overleven, omdat zij zich subliem aanpassen aan de veranderende omgeving. Geslaagd mens-zijn hangt grotendeels af van het talent om je aan te passen.
Terwijl ik fiets, bedenk ik dat mijn moeite met wennen misschien de opmaat naar het Schuldsaneringstraject was… Hoe ik als kind niet begreep dat: als je betaalt met een tientje en veel muntgeld terugkrijgt, dat je dan toch minder geld overhoudt. Munten zijn meer, dacht ik. En hoe ik moest wennen aan de Euro… alles leek spotgoedkoop en weinig. Behalve mijn salaris. Ook dat bleek gehalveerd. Hoe ik moest wennen aan de scheiding, maar misschien daarna nog het meest moest wennen aan: wat liefde is.
Ik zit nu een half jaar in mijn WSNP-traject van drie jaar. Ik praat er met niemand meer over, want de mensen zijn crisis-moe. En de mensen vinden kanker erger. De mensen zeggen: ik heb het druk, schat, ik bel je nog. Ze zeggen: ik heb het ook heus moeilijk, Marinet, we leveren allemaal in. Dat is waar.
Maar al mijn kennissen op Facebook gingen op verre vakanties, en ze stuurden volop kiekjes van ondergaande zonnen, en geloof me, niemand van hen leeft met de vernedering van geblokkeerde post. Niemand levert zijn vakantiegeld in. Niemand leeft een week op een appel en een stronk broccoli. Niemand staat onder toezicht. Nou ja, ach, we doen ons best, mijn kinderen en ik, en hey, daar gaat mijn autootje. Naar de sloop dan maar. Het is een piepklein autootje, maar het zit boordevol Bob Dylan, in elke kier en elk stukje stof. Boordevol erotiek – de geheime verlangens die ik in de intimiteit van mijn zoevende autootje eruit huilde, na elk bezoek: dat het niet kon, dat jij en ik, nooit, niet, integendeel. Hoe ik je wilde, hoe ik je nog mis…
Voortaan moet ik je eruit fietsen, tegen de wind, tegen hagel en ijzel, en ik vraag me af, heel stil: of je me ziet, hoe je onzichtbaar opmerkzaam de getuige van mijn leven bent.
Je knikt: ja.
Ach, in ieder geval zal de ballade nooit meer klinken, loeihard uit het dashboard; Lily, Rosemary en the Jack of Hearts –
Marinet Haitsma
taaldier, juf, macrobio-kok
Schrijf!