Als klap op de vuurpijl – letterlijk – krijg ik op oudjaarsdag post van de bewindvoerder, met de mededeling dat ik voor ‘overige openstaande kosten’ een regeling met de belasting moet treffen. Werkelijk… het voert te ver om de correspondentie tussen haar en mij uit de doeken te doen. Maar ik ben sinds het voorjaar, al ruim acht maanden, bezig om een misrekening van toeslagen te laten vereffenen via de aangewezen persoon: mijn bewindvoerder. Wat een dieptepunt.
Alle aflossingen verlopen keurig, en het lukt me elke keer om van wéér minder rond te komen. Telkens als ik denk: dit gaat niet meer, dan lukt het toch. Schraler en schraler… ongelofelijk hoeveel rek er in 1 euro zit.
Nu is de WSNP bedoeld als laatste redmiddel, je leeft op een weekbudget, en de rest is letterlijk: voer voor de schuldeisers. Dus je vraagt je af wat ze bedoelt, nog wel op oudjaarsdag: tref maar een regeling. Mag ik vragen: waarvan? Moet ik het woord v o e d s e l b a n k nogmaals spellen? Ik besluit het haar te vragen, tijdens het telefonisch spreekuur.
Warempel, ze werkt. Iedereen bakt oliebollen of staat in de rij bij de buskruit-en-springstof-winkels, maar mijn bewindvoering werkt.
Ik vraag of we een keer rond de tafel kunnen, want ik begrijp de informatiestromen niet meer; iedereen vertelt me iets anders, en ik heb gebeld met de belasting, en die zeggen wéér andere dingen.
Ze onderbeekt me geagiteerd: “Een gesprek, gesprek – waarom?”
Omdat ik tegenstrijdige informatie krijg, trut, en in je brief van vandaag blijk ik opnieuw tientallen euro’s minder over te houden, en daarbovenop honderden euro’s extra aan de belasting te moeten betalen, terwijl je collega me in oktober beloofde dat alles uit de boedelrekening vereffend werd. Ben ik duidelijk? Hoe moet ik in vredesnaam nog iets regelen met de belasting? Terwijl dat notabene een van mijn schuldeisers is, met wie ik juist niets màg regelen.
“Ja hoor, U mag wel dingen regelen. Dit is ùw regeling, en u blijft verantwoordelijk.”
Ongelofelijk – mijn mond valt open van de Kafka-argumentatie.
Een tijdje pingpongen we heen en weer. Ik hoor geritsel van papieren. Ze beweert dat ze mijn loonstrook nog niet binnen heeft.
Maar ik heb die rond kerstmis toch aan u verstuurd.
Oh ja, nu ziet ze hem ineens, op haar bureau.
We praten door elkaar.
Ik vraag of ik mag uitspreken, zij doet dat eveneens.
We vallen beiden stil.
We zeggen tegelijk: “Ik luister.”
“U klinkt geïrriteerd,” stel ik vast, in de hoop dat meta-communicatie ons oudjaar gaat redden. Ik noem mijn leefgeld.
Zij komt met een totaal ander bedrag.
Ik roep uit: “Huh, maar dat zei u niet in deze brief.”
Ze antwoordt: “Dan heb ik me vergist, ik zal het eens nakijken.”
Ze weten het dus echt niet, ze doen maar wat; waar ben ik dan veilig en wie loodst me hier doorheen. Want ik ben zo moe. Zo moedeloos van dit kastje-muur verhaal. Zie me nou zitten, op een zonnige oudjaarsdag. Vechtend voor mijn laatste eurootjes, waarmee ik nog een dik jaar dit traject moet uitzitten. Zie me eens, de telefoonhoorn plakkerig in mijn hand, vastgeklemd aan mijn zweetoor.
Ik word afgepoeierd met een : “U hoort nog.”
Ik hang op, met de beste wensen voor het nieuwe jaar. En ik denk aan de uitspraak van een vriendin, onlangs: Marinet, de belasting is standaard, altijd, voor iedereen, een hel. Ja, de hel, da’s helder.
Marinet Haitsma
taaldier, juf, macrobio-kok
Nog één jaar!
Dikke kus Marinet
lieve Marinet, veel warmte en in 2015 wat mooie authentieke warme persoonlijke reisgenoten op jouw levenspad toegewenst!!! knuffel, Vanessa