Volgens de statistieken had ze nu wel dood moeten zijn. Maar de Bruine Muis wordt met het vergrijzen alsmaar kwieker. Ze sprint over de tafel, speelt in de asbak, verstopt zich in een boek en drinkt mee van mijn koffie. Wiedes kijkt getergd toe en wacht tot ik de kamer uit ben. Dan hoor ik een vreemd getik; als ik terugkom, staat Wiedes op de tafel, met zijn snoet in het boek van de Bruine Muis. Ze giechelt en sprint weer weg. Als ik haar oppak, blijkt haar vacht gewassen te zijn. Wiedes kijkt me vanonder zijn oren aan en zegt: “Ik was ’t niet.”
Bruine muis 4