Ik bezocht het graf van de Bruine Muis, pal achter de reuzenpopulier in het park. Haar botjes zaten er vredig bij. ‘Hoe is-t nou,’ vroeg ik.
‘Nogal fris,’ zei ze. ‘Wel een mooi uitzicht. Erg stil.’
‘Maar ik kom elke dag langs,’ zei ik.
Ze knikte.
Ik legde de takjes rond het graf recht en zei plechtig: ‘
Ik zal bij je terugkomen. En het jaar zal een feest zijn…’
Ze waste haar snorharen en zei: ‘Eh, Marinet. Dat is gejat. Dat heb je van Hans Lodeizen.’
‘Je hebt gelijk.’ Ik bloosde.
‘Toe maar dan,’ zei de Bruine Muis.
‘… De mensen zullen mij omarmen. De wind zal mij groeten. En ik zal op je handen drijven. Als een schip. Ik ben lang genoeg alleen geweest. Ik speel met het droevige touw van de tijd. Huil lach praat een beetje huil lach. En leer de buigzaamheid van het verdriet. Ik zal bij je terugkomen als een schip.
De bruine muis schikte haar botjes, mompelde ‘Het blijft een mooi gedicht,’ en sliep verder.

Bruine muis & het hiernamaals

Berichtnavigatie


Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *