Midwinter. De kortste dag van het jaar. Ik ga met hond door mist en duisternis en klop de kou uit onze vachten. De Bergse Plas ligt halfbevroren, bedrieglijk lief, aan onze kant. Ja, als een Muze, de Muze die je de adem beneemt, omhoog dwingt en lucht ledig laat. Dit zegt Anna Achmatova ervan:
O, had ik maar geweten toen de Muze
In ’t wit gekleed mijn kamertje betrad,
Dat ik met beide handen, eeuwigdurend,
Aan een versteende lier geklonken zat.
O, had ik maar geweten bij het woeden
Van de allerlaatste stormen in mijn ziel,
Dat ik in tranen ’t arendsoog zou toedoen
Van hem die mij van allen ’t meest beviel.
O, had ik toen ik ’t wondere noodlot tartte,
Moe van succes, geweten dat men gauw
Met spottend hoongelach en onbarmhartig
Mijn bede om de dood begroeten zou.
[Uit: Anna Achmatova, Werken, Van Oorschot 2007]