Nu ik jarig ben, vandaag, denk ik aan water, aarde, lucht, en vuur. Een paar dagen geleden was ik in de Winter Efteling, om met mijn zoon mijn verjaardag te vieren. Wij konden van achtbaan naar achtbaan, zo vaak dat we de slappe lach kregen. De bomen hingen vol met tikkende klokken, en met lampionnen. Hier en daar stonden kerstbomen met nepsneeuw; dat symboliseert oppervlakkig geluk. En daar heb ik zin in. De lichtheid van geluk. Maar het mooist van de Winter Efteling waren de straatvuren, die op de pleinen werden beheerd door wachters. Zij legden een vuur aan door houtblokken te stapelen in een weef-motief. Zo werd het vuur hoog en heet. Daar rondom stonden bankjes. En zo blijkt; de mens heeft meer behoefte aan warmte en vuur, dan aan een Smartphone. Want de vuren werden druk bezocht. Er waren een paar schoolklassen met pubers. En telkens zochten ze het vuur op, stopten hun smartphone weg, en keken minutenlang dromerig in de vlammen. Er kwam een vreemde rust over iedereen die bij het vuur zat. Het knapperen van de vlammen en het wegspringen van vonkjes – blijkbaar was het boeiender dan de berichten van What’s App. Vuur is beweging, warmte, actie, en contact. Van het vuur ga ik naar het water. Het vruchtwater waarin ik 9 maanden dobberde, brak op zaterdagmorgen 28 januari, 1967. Het nummer I’m a believer van The Monkees stond op 1. Mijn vader had enkele dagen eerder buikgriep, en op kranten naast het bed overgegeven. Mijn moeder hoopte dat het haar bespaard bleef, want ze was moe van de nogal lange zwangerschap. Op zaterdagmorgen vroeg braken eindelijk de vliezen; ik wilde toch wel naar buiten. De huisarts kwam, en hij deed iets, wat tegenwoordig verboden zou zijn. Omdat het weekend was, gaf hij mijn moeder een injectie om de weeën te versnellen. Zodoende werd ik in amper een uur gelanceerd; op een foto zie je me naar buiten vliegen, met gespreide armpjes. Ik was een dikkerd van ruim 8 pond, en ik had diepblauwe ogen onder plakkerig zwart haar. Zo begon mijn leven. Op een zaterdagmorgen in een rijtjeshuis in Zierikzee, in een gezin dat op dat moment redelijk stabiel leek. De astrologie bepaalde dat ik een luchtteken ben. Waar ik ook ga of sta: ik zoek ruimte, afstand, en licht. Ik droom weg, ik leef soms het liefst in mijn gedachtenwereld. Lucht geeft me spontane invallen, vreemde associaties, voeding, vogels, veel vogels, en lucht is net als vuur beweeglijk. En zo zoek ik aarde. Het is eind januari en de aarde slaapt. Maar ik voel het voorjaar. Het zit in piepkleine, dappere sneeuwklokjes die zich oprichten uit de kou. Het zit in de rondedans van mijn hond, op een modderig grasveldje. Het zit in de onrust waarmee ik taarten bak, rondjes ren, muziek draai, mensen opbel, met vriendinnen afspreek, of met collega’s de Open Dag doorsta. Diep onder ons, ergens in de grond, roert het voorjaar zich. We giechelen, lachen, maken grappen en grollen, mijn hart slaat sneller in het ochtendlicht.
Marinet Haitsma
taaldier, juf, macrobio-kok