Mijn oudste zoon, een en al puber, wijst naar zijn oor. Daar zit sinds enige tijd een oorbel. Een piepklein zilveren bloemetje. En aan de achterkant, tegen zijn oorlel, zit sinds een paar dagen een aardbei. Mijn zoon vraagt, niet zonder gevoel voor dramatiek, of het kanker is. Ik zeg dat alleen de huisarts daarover uitsluitsel kan geven. ‘Hoelang heb ik dan nog te leven,’ zegt hij. ‘Tot elf uur,’ antwoord ik. Dat is het tijdstip van onze spoedafspraak bij dokter G. We haasten ons daarheen en nemen plaats in de open wachtkamer. Mijn zoon kijkt naar de balie en maakt opeens grote ogen: ‘Who the fuck is that.’ Ik spied mee. ‘Dat is dokter G.’ zeg ik. ‘Wat?!?!’ roept mijn zoon. ‘Nee. Dat is een fotomodel. Een filmster. Een acteur. Is dat jouw huisarts?’ Hij neemt me plotseling met een typisch mannelijke blik op. Ik schuifel met mijn voeten. ‘Schatje,’ zeg ik, ‘dat is al jaren onze huisarts. Alleen heb jij dat nooit eerder gezien, omdat je nog een braaf kind was.’ We wachten. Minutenlang. Mijn zoon zweeft tussen de hoop en vrees dat dokter G. hem gaat bevrijden van de aardbei achter zijn oor. Of zal constateren dat het een terminale ziekte is, en dat zijn verkering met N. dus geannuleerd dient te worden. Wat hem wel de vriendschap met L. scheelt, want dat was sinds een paar dagen zijn liefdesrivaal, vanwege N. Maar als hij terminaal is, mag L. het meisje behouden. De klok tikt verder. ‘Wanneer zijn we nou eens aan de beurt, fuck man,’ sist mijn zoon. ‘Het is allang tijd.’ Welkom in de gezondheidszorg. We loeren weer naar dokter G. achter de balie. Ja, ik heb de meest sexy huisarts van Rotterdam. Met sluik, halflang haar, een hip, sjabbie sjaaltje, een hagelwit overhemd hangt nonchalant uit zijn broek en daarover draagt hij, perfect gestyled, een zwart colbert, losjes, op een paar kekke camelkleurige puntschoenen. Zucht. ‘Mam,’ vraagt mijn zoon, ‘waarom ga je niet wat vaker naar de dokter.’ Ik glimlach. In zijn puberwereld kijk je naar schoonheid, je tikt er tegenaan, en je neemt het mee naar huis, voor op een plank. Dokter G. stuift voorbij en roept opeens: ‘Wie zit er het langst.’ Mijn zoon kijkt naar de grond. Ja, wij. Kom op, man. Dokter G. schenkt ons zijn filmsterrenglimlach en vraagt of hij even mag kijken. ‘Tuurlijk, joh,’ zegt mijn zoon. En voordat hij het weet, gutst de karbonkel achter zijn nieuwe oorbel open, in alle kleuren groen en geel.
Marinet Haitsma
taaldier, juf, macrobio-kok