Maar wat het meest opvalt, is het verschil tussen heel jong en heel oud. De jongeren willen zo snel mogelijk. Ze hebben haast, man, haast. Scoren. Verder, man, verder. Move on. Ze rennen, op weg naar alles, dat niets zal blijken te zijn. De hoogbejaarde heeft alle tijd. Tijd. Hij schuifelt rond het niets, dat alles is. De bejaarde zet zijn wandelstok opzij en vouwt met bevende vingers zijn briefgeld uit. En zijn rijbewijs. En de zegelkaart. De bejaarde kijkt me hulpeloos aan, omdat hij me amper hoort. En hij heeft veel last van zijn tranende ogen. Is dat een verdriet? Dat is hij vergeten. En hij glimlacht.
3 kassaliefde